Tekst in het kader van de Nationale Jongeren Herdenking op 4 mei 2018, Nieuwe Luxor Theater Rotterdam
foto’s: Salih Kilic
ik was net twee minuten stil
de eerste minuut
had ik mijn ogen open
en keek naar hoe
andere mensen stil waren
handen gevouwen
handen voor het gezicht
gericht starend naar één punt
een jongen met zijn armen over elkaar
een gebaar als een muur
tussen hem en de stilte
de tweede minuut
besloot ik mijn ogen dicht te doen
want bij stilte
moet je niet denken aan mensen die stil zijn
maar her- denken
ik dacht aan
parachutisten die uit de lucht vallen
zo’n zee aan parachutisten
ik zag onderzeeërs, tanks, kruisraketten
bommen ook, een vuurzee, een explosie
onderduikers, jodensterren,
massagraven, militairen
bloemenkransen bij
duizend grafstenen op een rij
huilende mensen die iemand zijn verloren
geluiden die je niet wilt horen
kille klanken, doffe kleuren
muren met gaten, muren met scheuren
een verlaten stad, een platte stad
dat
maar het waren niet mijn muren en kruisraketten
ik bedoel, ik heb die nog nooit gezien
het speelde zich gewoon af
het voelde alsof ik maar net deed alsof
alsof ik valsspeelde
die twee minuten, 120 seconden
mijn buurman heeft wel een oorlog meegemaakt
eén seconde voor zijn neef, één seconde voor zijn oom
één voor zijn broertje, één voor de groenteboer
één seconde voor de buschauffeur van lijn 5 terug naar huis
misschien dat hij net één seconde aan iedereen kan denken
maar wat sta ik hier dan te doen?
hoe kan ik iets herdenken terwijl ik er niet bij was?
iets her – denken terwijl ik er in geen oorlog was?
ik probeer - iets te zoeken, een aangrijpingspunt
ik loop over straat
en besef dat er onder deze straatstenen
een andere stad verborgen ligt
die stad die ik niet ken
de Hofplein fontein bestond al,
het water waarin we dansen als het feest is
stond eerst honderd meter verderop
op deze plek, te midden van de fontein
stond een huizenblok
waar illegale pamfletten werden gedrukt
waar mensen probeerde te redden wat er te redden viel
oude straatnamen worden nog gebruikt
maar de straten liggen op hele andere plekken
zelfs de rivieren zijn verplaatst
Rotterdam heeft een verborgen stad
de stad van mijn grootmoeder
ik denk er bijna nooit aan
aan hoe die stad was
we zijn het niet vergeten, maar het is versleten
we zouden moet weten
Rotterdam is verbonden
met steden als Beirut,
Hiroshima, Nagasaki
Aleppo, Mosul, Homs
steden die ook verwoest zijn
sluipend door de jaren, elke dag een deel
lang geleden of razend actueel
door bommenwerpers binnen een kwartier
of een atoombom, stad in het vizier
en 800.000 mensen in een fractie van een seconde
iedereen dood, geen gewonden
een stad
we weten dat wij ooit gaan
maar die brug? die kerk? mijn straat?
het plein? de boulevard met bomen?
die plek waar ik zo fijn kan wonen
steden horen eeuwig te bestaan
eeuwen te beslaan
een veelvoud aan talen
vreemde verhalen
wij kunnen verhuizen, wij kunnen gaan
maar die stad
die stad van mij zal nooit vergaan
Rotterdam was verloren
maar inmiddels hebben we een nieuw plein, een nieuwe toren
vandaag is deze stad een plek
voor mensen die hun stad verloren zijn
en deel ik de Coolsingel, de Maas, die vredesfontein
een huis is weg
maar er is nog wel een ander
voor een binnen of buitenlander
een huis met vier muren
van hout steen cement
een huis die je kan omhullen
als je in gevaar of angstig bent
een nieuw huis
want een huis kan je niet achter je sleuren
maar een goed huis, is een thuis
een thuis verplaatsen, kan dat wel zo gebeuren?
elke oorlog heeft één ding gemeen:
alles is weg van huis
een militair is weg van huis
de mannen zijn weg van huis
families moeten weg van huis
er is geen huis
de kinderen, de dieren
de koning is weg van huis
een dictator is ondergedoken en van huis
van die vrouw, was de man haar huis
van die jongen, was zijn moeder zijn huis
de stad is weg van huis, de rivieren zijn van huis
we zijn weg van huis, want ons huis is niet meer
we zijn niet meer thuis
oorlog gaat over thuis zijn of niet thuis kunnen zijn
nu bewaak ik niet de wapens
ik beslis niet over een stad
ik bouw niet de huizen, wat als ik de macht had
maar ik kan wel stemmen, met een stembiljet
ook al lijkt het nog zo kansloos
hoe ik spreek tegen iemand
zwak, verlaten of dakloos
ik stem met woorden
met mijn handen
met waar ik naartoe loop
met wat ik sloop of hoop
want ik kan ook
een oorlog voeren
elke dag
thuis
op straat
kwaad
onderscheid maken als een mes
met woorden gooien als een handgranaat
of
ik kan een huis zijn
een thuis proberen te zijn
dat is waar ik aan denk
ook al kan ik niet her- denken